Deze inhoud is enkel voor abonnees. Je kan dit artikel lezen door hier in te loggen. Heb je nog geen account en wil je je graag abonneren op Fruit? Ontdek hier de mogelijkheden.

Verbeterde onderstammen voor appelbomen

Droogtetolerantie, ziekteresistentie en compacte groei combineren in appelonderstammen via wijzigingen in het wortelstelsel? Onderzoekers van ILVO en Universiteit Hannover hebben een stap in de goede richting gezet met een natuurlijke bodembacterie.

----------------------------------

 

Deze inhoud is enkel voor abonnees.

Je kan dit artikel lezen door hier in te loggen.

 

Heb je nog geen account en wil je je graag abonneren op Fruit? Ontdek hier de mogelijkheden.

 

Hoezo, een bacterie?

De natuurlijke bodembacterie Rhizobium rhizogenes is de sleutel tot succes. In het labo hebben de onderzoekers appelblaadjes samen met die bacterie in cultuur gebracht. De bacterie draagt een stukje van zijn DNA (het Ri-DNA) over naar de plant, wat resulteert in de vorming van ‘harige wortels’ op de blaadjes (Foto 1). Uit die wortels kunnen dan volledige planten met dat stukje DNA groeien, de zogenaamde Ri-planten.

 

De techniek is al eerder met succes toegepast in sierplanten, zoals Kalanchoe, Osteospermum, viool en rozen. De Ri-planten in die gewassen vertonen interessante kenmerken, zoals een compactere groei en een versterkt wortelstelsel, wat gunstig kan zijn voor het kweken van onderstammen. Ook bij appel zijn de onderzoekers in het kader van het project RootsPlus (www.rootsplus.eu) erin geslaagd om Ri-planten te maken van de cultivar ‘Gala’ en de onderstam M26.

 

Hoe zien de planten er dan uit?

De jonge scheuten werden in de serre getest. Ze blijken spontaan compacter te kunnen groeien, zonder gebruik te maken van chemische groeiregulatoren. Er is duidelijk onderlinge variatie waar te nemen. Zo groeit Ri 1 (Foto 2), nog steeds krachtig, maar vormt meer zijtakken in vergelijking met de controleplant (hetzelfde ras, maar zonder het Ri-DNA). Aan de andere kant groeit Ri 2 veel langzamer en dus compacter, maar met evenveel zijtakken als de controleplant. Bovendien zijn de blaadjes van de Ri-planten kleiner en hebben ze ook kortere bladstelen. Die appel Ri-planten zullen nu verder worden opgevolgd op Better3fruit samen met hun eigen zaailingen.

 

Het wortelstelsel van de jonge scheuten verschilde weinig tussen de Ri-planten en de controleplant. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of er op latere leeftijd wel een impact is van de Ri-genen, zoals in andere gewassen.

 

 

Op de Universiteit van Hannover wordt verder onderzocht of de planten beter bestand zijn tegen bodemmoeheid (replant disease) en bij Better3fruit zal ook de droogtetolerantie opgevolgd worden. Hoewel het onderzoek positieve resultaten oplevert, weten we dat de genen soms negatieve eigenschappen met zich mee kunnen brengen, zoals een later bloeitijdstip. Ook de vruchtvorming kan daardoor beïnvloed worden. Om dat te evalueren, moeten we nog even geduld hebben.

Vreemde genen, dus GGO?

De planten vallen niet onder de GGO-wetgeving. We maken gebruik van bacteriën, zoals we ze in de natuur vinden (ook op appels trouwens). Het volledige proces van overdracht van Ri-DNA komt ook gewoon in de natuur voor. Wij sturen het enkel door de juiste bacterie met het juiste appelras samen te brengen en daar een nieuwe plant uit te kweken. We testen de planten ook steeds om zeker te zijn dat de bacterie niet meer aanwezig is. Zo vermijden we dat ze zou ‘ontsnappen’ en andere planten ziek zou maken.

Besluit

De onderzoekers zijn erin geslaagd om jonge appelplantjes te ontwikkelen die compacter zijn dan het ras waaruit ze ontstaan zijn. Een belangrijke eerste stap. Nu is het afwachten of ze ook uitgroeien tot volwaardige bomen met lekkere appels.

Deel dit bericht

Meest recente artikels

Â