LUW, dat zijn Laat Uitlopende Walnoten
- Vincent Turkelboom
-
NPVPA
De inheemse walnotenteelt kent vier grote teelttechnische problemen op geschikte groeiplaatsen: lentenachtvorst, bacteriebrand (Xanthomonas arboricola pv.juglandis), bladvalziekte (Marssonina juglandis/Gnomonia leptostyla) en de walnootboorvlieg (Rhagoletis completa).
----------------------------------
Â
Deze inhoud is enkel voor abonnees.
Je kan dit artikel lezen door hier in te loggen.
Â
Heb je nog geen account en wil je je graag abonneren op Fruit? Ontdek hier de mogelijkheden.
De lentenachtvorst reduceert de notenopbrengst erg, omdat de walnoot (okkernoot/Juglans regia) gevoelig is voor de negatieve temperaturen bij de bladuitloop en de bloei. Temperaturen onder 0 graden geven schade. De boom loopt later opnieuw uit. In 2017 was er veel schade en een extreem lage productie. Verschillende telers overwogen net om te starten, maar piekerden over welke rassen aan te planten. In de literatuur uit 1806 is de ‘St. Jansnoot’ bekend. Dat landras kwam o.a. in de Noorderkempen nog voor en dat was niet zo geweten. Totdat Jan van Hellemond zulke productieve bomen vond in Minderhout, Wortel, Rijkevorsel en Ulicoten. Dat waren allemaal zaailingen. De interesse was gewekt en zo startte de ijverige speurtocht van o.a. Eric Van de Plas en Wim Van Houtte. Talrijke oproepen leverden nog meer standplaatsen van LUW bomen op. ILVO, Bert Reubens, startte een project in agroforestry (AF) om meer te weten te komen. Er werden proefaanplantingen opgestart met twaalf verschillende LUW-bomen.
Begrippen
1. Laat uitlopende walnoten (LUW) is een overkoepelend begrip voor de rassen die na 15 mei uitlopen en dus geen lentenachtvorstschade oplopen. We maken een onderscheid tussen drie types LUW:
- Laat uitlopende walnoot – laat (LUW-L) vanaf 16 mei t.e.m. 31 mei, bv.: Amphyon, Big and Easy, Blanco, Bolle Jan, Bonifac, Bright; Pit, Buccaneer, Chaberte, Cisco, Corne, Cyril, Dryanovski, Fernette, Fernor, Fertignac, Finkenwerder Deichnuss, Franquette, Nr. 26/Geisenheim, G. Nr. 120, Jupiter, Kardinal, Kirschnuss, Kwanten 22, Lozeronne, Mayette, Meylanaise, Milotai Late, G. Nr. 120/Moselaner,
Parisienne, Pedro, Ronde de Montignac, Rondo, Scharsch, Sheinovo, Sibisel 8, Tehama en Wunder von Monrepos. - Laat uitlopende walnoot – zeer laat (LUW-Z) vanaf 1 juni t.e.m. 15 juni, bv.: Ronde de Montignac, Ulicoten en Wortel.
- Laat uitlopende walnoot – extreem laat (LUW-E) vanaf 16 juni, bijvoorbeeld Minderhout.
2. Vroeg uitlopende walnoot (VUW): vanaf 15 april t.e.m. 30 april, bv.: A 117, Apollo, Aufhausener Baden, Bella Maria, Coenen, Esterhazy 2, Ferbel, Feradam, Ferouette, G. Nr.1247/Kurmarker, Giswil, Hansen, Jupiter, Komeet, Ladema, LARA®/ Pieral, Marbot, Milotai 10, Mini Multiflora Nr. 9, Multiflora Nr. 14, Nr 16 USA, Plovdivski, Proslavski, Red Rief, Rita, G. Nr. 1239/Roter Donau, Rote Gubler, Rote Linzer, Rode Motte 16, Rubis, Seiferdorfer Runde, G. Nr.286/Spreewalder, Weinberg 2 en G. Nr. 139/Weinheimer. Een gunstig microklimaat is noodzakelijk.
3. Normaal uitlopende walnoot (NUW): van 1 mei t.e.m. 15 mei, bv.: Axel, Broadview, Chandler, Chiara, Germisara, Izvor 10, Kardinal, Lake, Lange van Lod, Mars, Pajot, Robert Livermore, Tulare, Sava, Victoria, G. Nr.139/ Weinheimer en Weinsberg 1. Vermijd vorstzakken.
Bovenstaande is geen advieslijst en onder voorbehoud door beperkte ervaringen. De indeling loopt over het langjarig gemiddelde in Vlaanderen op een doorsnee perceel, dus niet bij een microklimaat. Binnen een sectoroverleg gaan we fouten uit het volledige assortiment inventariseren, beperken en voorkomen. Er zijn beperkte waarnemingen, waarin bepaalde cv´s de lentenachtnachtvorsten gemiddeld iets beter doorstaan. Daartegen zijn de rode kern vliesrassen meestal vroeg uitlopend, dus is er meer kans op misoogst.
‘Uitlopend’ betekent wanneer duidelijk groene delen of ontplooiende bladeren zichtbaar zijn. Het INRA-stadium is Df en Df2. Dat mag je niet verwarren met de schuivende knoppen. Als enkel de katjes bevriezen, is dat niet steeds een misoogst. Niet-bevroren katjes van buurtbomen kunnen bestuiven. Enkele rassen zijn apomictisch, een vruchtdracht zonder bestuiving. Als de vrouwelijke bloemen geraakt worden, is er misoogst. Enkele rassen zijn (deels) apomictisch, noten zonder bestuiving. Sommige cv´s kennen een (zeer) trage of snelle uitloop en bloemontwikkeling. Sommige cv´s hebben een (zeer) korte/lange korte bloei. Bij ‘Spreewalder’ loopt jaar na jaar de boom ietsje later uit. Het uitlopen is een complex proces.
Herhaalde zware lentenachtvorsten verzwakken zwakke bomen nog verder. De veredeling hecht stijgend belang aan de laat uitlopende rassen.
Wintervorst
Vroeger waren vroege en zware wintervorsten een gevreesd probleem, zeker bij jonge bomen. Vroegtijdig groei afsluiten en bomen net voor de winter witten, beperkt de vorstschade. Dat gebeurt in Noord- en Oost-Europa, USA en Canada. Dat probleem is ras- en plaatsgebonden.
Voordelen
De beroepsnotenteler verlangt oogstzekerheid en geen extreme beurtjaren die nefast zijn voor de afzetstabiliteit. De bestrijding van de lentenachtvorst is niet haalbaar/aanbevolen.Een goede boom op het erf kan je wel (deels) beschermen met een vuurpot. Het is belangrijk dat walnoten nooit bevriezen om rendabel te zijn. Verkies dus een LUW-L tenzij je perceel geen lentenachtvorst kent door een gunstig microklimaat. De agroforestry-landbouwer combineert de LUW-Z en LUW-E met andere gewassen. De plantafstanden zijn veel ruimer. Doordat de okkernoot later uitloopt, profiteert het combinatiegewas (bv. hooi) en is er meer opbrengst.
Minder bacteriebrand? Sommige onderzoekers wijzen erop dat de lentenachtvorst een invalspoort en de mede veroorzaker is. De rasverschillen, bedrijfshygiëne/sanitatie en de teeltomstandigheden spelen een grote rol. Gewasbeschermingsmiddelen zijn niet toegelaten. Pas geënte walnoten, kleine eenjarige en tweejarige bomen vrezen zware lentenachtvorsten. Bomen kleiner dan 1,8 m zijn gevoeliger voor de frequente stralingsvorst. Bij de grond is de temperatuur het laagst. Bomen in rust zijn minder gevoelig, maar de entplaats is wel gevoeliger. Extra bescherming door een boomkoker kan nodig zijn. Soms is er uitval/afsterven. Sterk groeiende, zeer jonge bomen lopen iets later uit dan zwak groeiende bomen. De schade van de beruchte walnootboorvlieg is minder of ontbreekt bij LUW-Z en LUW-E. Verdere monitoring is nodig. Vermijd ongunstige teeltsituaties zoals een dicht gewas met hoge luchtvochtigheid.
Bij LUW-L is er nauwelijks fruitmotschade (Cydia pomonella), echter wel bij VUW. Hoe later de bloei, hoe kleiner de schade. Bij de LUW-E is er geen schade van bladsnuitkevers (Phyllobius spec.), doordat de kever te vroeg komt. Die bladetende kever kan een probleem zijn in de prille jeugdfase van de boom, namelijk door een tijdelijke groei achterstand.
Nadelen
Rassen die niet tijdig rijpen, voor de bladval, zijn waardeloos. Een lichte herfstnachtvorst veroorzaakt direct een plotse bladval. Zorg voor optimale teeltomstandigheden: optimale belichting, voeding, juiste waterbalans, goede bodem (zuurstofrijk, optimale structuur). Door de latere uitloop en een korter groeiseizoen moeten de teeltomstandigheden in orde zijn. Zorg bij de pas geplante bomen tot het vijfde jaar voor een
ruime, zwarte boomschijf in het groeiseizoen. Hoe later de oogstdatum, hoe sneller en meer vakkundig het rapen, wassen en drogen moet gebeuren. Hoe groter de noot, hoe lastiger het droogproces. De oogst in een regenrijke periode verhoogt de kans op problemen. Een beschimmelde partij is waardeloos. Dat is organisatorisch een uitdaging.
De juiste onderstam is nodig. Ervaren boomkwekers zorgen voor een laat uitlopende onderstam bij LUW. In Frankrijk is dat reeds lang bekend en toegepast. Een sterk groeiende onderstam lijkt aanbevolen. Eventuele bestuivingsproblemen vragen de aandacht. Als de bloei van de mannelijke bloemen (katjes) en de vrouwelijke bloemen elkaar onvoldoende overlappen, dan is er geen bestuiving. Door de hogere temperaturen verloopt de bloei echter veel sneller dan VUW. Daardoor is er meer kans op overlap. Er zijn beperkte meldingen van bestuivingsproblemen bij LUW-Z. Verschillende kenners, o.a. O. Wagner, stelden vast dat productieve LUW-bomen meestal grotendeels zaadvast zijn als er geen kruisbestuiving is.
De gemiddelde LUW-selectie geeft meestal een kleinere noot door de kortere groeiperiode. Na 21 juni kort de daglengte en is er dalende fotosynthese. Dat is belangrijk voor een lichtboomsoort en beperkt de productiviteit. Toch zijn er selecties die voldoen zoals in Ulicoten. Dat de smaak, de vruchtkwaliteit en het oliegehalte goed bij LUW zijn, is al eeuwen bekend.
Verdere evolutie
Via verdere monitoring door NNV (Nederlandse Noten Vereniging) en Praktijkpunt Landbouw Herent Vlaams-Brabant komt er meer inzicht en ervaring. Beroepsmatige aanplant van LUW zit in een testfase, waardoor voorzichtigheid wordt geadviseerd. Sommige weerkundigen voorspellen een toename van de lentenachtvorstschade aan de fruitgewassen. Een verdere selectie in de laat uitlopende walnoten is noodzakelijk.
C. Baltet (1892) l’Art de greffer, 5de druk. Masson, Paris, 5 druk, pp. 494. Böllersen, V.(2017), Revival der Walnuss. OLV, Kevelaer, pp. 160. Germain, E. et al (1999) Le noyer. Ctifl, France, pp. 279. Ramos, D.(1998) Walnut production manual. University of California, Richmond, pp. 317 pp. Serrurier, J.F.(1806) Fruitkundig woordenboek deel 2, Amsterdam, pp. 517. Vanderwaeren, R.(1949) Notenteelt, Belgische Boerenbond, Leuven, pp 156. Wagner, O. (1935) Der Walnussbaum und der Haselnuss, P. Parey, Berlin, pp. 62. Wertheim, S. J., Baltissen, A. H. M. C., Oosterbaan, A.(2023) De teelt van walnoten. Notenteelt.com, Nederland, pp 431.
Dankwoord
Arie Bruin, Eric Van de Plas, Jan van Hellemond en Wim Van Houtte