12 vuistregels bij het uitzetten van nestblokken en cocons
- Vincent Turkelboom
-
NPVPA
Bestuiving is cruciaal voor het succesvol kweken van kwalitatief fruit. Fruittelers doen er dus goed aan om solitaire metselbijen in hun boomgaarden te verwelkomen. De volwassenen voeden zich met nectar van bloesems. Het stuifmeel is onmisbaar voor de larfjes. Bestuiving gebeurt tijdens het bloembezoek. Om de Osmia zoveel mogelijk aan te trekken, maak je het hen zo comfortabel mogelijk met onderstaande tips.
----------------------------------
Â
Deze inhoud is enkel voor abonnees.
Je kan dit artikel lezen door hier in te loggen.
Â
Heb je nog geen account en wil je je graag abonneren op Fruit? Ontdek hier de mogelijkheden.
1. Ga voor hoogte
Plaats de nestblokken op 1,5 m hoogte. Zorg dat het nestblok steeds droog en tochtvrij staat. De achterkant moet dicht zijn, bv. in een metselkuip. De vrije aanvliegroute moet minstens 2 m zijn. Het nestblok mag niet bewegen. Alle bestuivende insectensoorten mijden winderige plekken, uitgezonderd hommels, die het beter verdragen.
2. Draag zorg voor de dar
Draag zorg voor de dar. Voor de fruitbloei moet er ander nectar beschikbaar zijn. Hij vliegt (minstens) twee dagen voor de vrouwtjes uit. Als er geen eten is, vertrekken ze en zijn er bijgevolg geen nakomelingen in de boomgaard. Alleenstaande vrouwtjes leggen dan geen eitjes en verzamelen geen stuifmeel, dat betekent ook geen bestuiving. Gemiddeld legt ze 6 – 20 eitjes, 1 per broedcel met een mengsel van pollenkorrels (hoofdbestanddeel) met wat nectar.
3. Zorg voor verscheidenheid aan bloemen en pollen
De metselbijen zijn ook goede bestuivers in grootschalige aanplantingen. Streef echter naar een verscheidenheid van de pollen en het nectar. De Osmia vliegt liefst op fruitgewassen, maar een aanvulling is welkom. In Hongaars onderzoek bleek dat bloeiende paardenbloemen geen concurrentie zijn voor rijkbloeiende perelaars. Geef de voorkeur aan een inheems
voedselaanbod: o.a. bosanemoon, dovenetel (paarse, gele, witte) duizendblad, eik (Osmia bicornis), gaspeldoorn, gele kornoelje, hoefblad, hondsdraf, kruipende boterbloem (Osmia bicornis), meidoorn (niet bij pitfruit o.w.v. bacterievuur), sleedoorn, Spaanse aak, speenkruid, wilde rozen, valeriaan, wilg en zenegroen. Sommige telers verkiezen geteelde planten: o.a. blauw druifje/Muscari erg geliefd bij Osmia cornuta, (bos)hyacint, krokus, mahonie en randjesbloem. Zowel voor als na de hoofdvlucht is dit belangrijk. Hoe meer diversiteit in het voedselaanbod, hoe sterker de populatie. Beperk het maaien van de grasbaan tijdens de hoofdvlucht, tenzij er lentenachtvorst dreigt.
4, 5 en 6. Volg deze praktische tips
4. Maak de juiste tools beschikbaar
Een bakje met vochtige (zand)leem/klei onder het nestblok plaatsen, helpt de vrouwtjes aan opvulspecie voor de broedceltussenschotten, zeker bij droogte. Hoe meer broedcellen met één eitje met stuifmeel in een broedgang, hoe beter de optimalisatie van het biotoop voor de metselbij.
5. Cocons nabij de nestblokken
Haal twee weken voor de bloei de cocons uit de koelkast. Lege drinkkartons, bv. Tetra-Pack, achteraan openen en reinigen. Na een korte opwarming leg je de cocons erin. Het aantal cocons is afhankelijk van de spreiding van de nestblokken. Leg in de ochtend de cocons nabij het nestblok. Muizen en insectenetende vogels lusten ze wel. Het aantal cocons/ha appel of peer: 900/1.000-1.200, pruim: 1.400, kers: 2.200 en blauwe bes: 2.200. Als er in de buurt veel kleine landschapselementen zijn dan is er kans dat er reeds veel metselbijen aanwezig zijn. Dan kan een lager aantal cocons voldoen, idem voor percelen die steeds vlot vruchtzetten.
6. Geen hotels, wél B&B’s
Metselbijen willen geen grote hotels, wel B&B’s! De grote, dure bijenhotels worden sterk afgeraden. De vrouwelijke metselbijen halen het meeste stuifmeel in een straal van 100 m. Ze vliegen maximaal 500 m ver. De beperkte vliegactieradius is voordelig, want er is gerichte inzet en minder kans op mogelijke verspreiding van bacterievuur. Grote concentraties van nestgelegenheden op één plek leiden tot een grote toename van parasitering, tot 90%, zeker op
lange termijn. Verkies daarom kleine nestblokken op 200 m afstand. Goede nazorg is ook belangrijk, reinig daarom de nestblokken, want dat remt de parasitering. Je kiest voor een intensieve of extensieve Osmia-teelt en voor begeleiding.
7, 8 en 9. Belangrijke externe factoren
7. Last van de verdwijnziekte?
Controleer regelmatig of alles naar wens verloopt. Als 95% uitgevlogen is, verwijder je de laatste 5% vanwege de toenemende kans op ongewenste parasitering. Volg de populatie in de aanplant stipt op. De bijen zijn honkvast mits goede omstandigheden. Er zijn meldingen van de geheimzinnige verdwijnziekte in de boomgaard. Het vermoeden is dat als de Osmia zich niet thuis voelt, hij direct vertrekt/verdwijnt/ sterft soms om onverklaarbare redenen.
8. Vogelbescherming, maar dan anders
Bescherm het nestblok tegen eksters, kool- en pimpelmezen en bonte spechten, door een gaas op minstens 8 cm afstand te spannen. Een gaasgrootte van 2,5 cm is ideaal. Mieren (karvet op de paal) en spinnen voor het vlieggat kunnen ook problemen geven.
9. De regel van 3
Sommige telers verkiezen een driedubbele bestuiversverzekering: Osmia, hommels en honingbijen. Bij fruitpercelen met vruchtzettingproblemen is dat aangeraden. Let erop dat er voldoende juiste bestuiversrassen op het perceel staan. De fenologie is niet elk jaar steeds synchroon, zeker niet bij uitzonderlijk weer. Extreme droogte en veel regen bemoeilijken het vruchtzettingsproces. Vermijd alle gewasbeschermingsmiddelen en bladvoedingen in de bloei. Ze kunnen het complexe bevruchtingsproces remmen of verstoren.
10. Recente ontwikkelingen
Besef dat de gecontroleerde inzet van Osmia maar 20 jaar oud is in De Lage Landen. Veel inzicht is gegroeid, maar nog niet alles is ontrafeld. Plaatselijke en seizoensinvloeden spelen een rol. Werk enkel met regionale of autochtone metselbijen. Volgens recent onderzoek blijkt dat de Engelse Osmia bicornis een andere paringsdans heeft dan de Duitse en Deense. Tevens vermijd je extra ziekten/parasieten insleep. Fouten van de internationale kweek en handel van hommels mogen niet herhaald worden.
11. Soigneer bodembewoners
Andere soorten metselbijen en solitaire bijen, o.a. die in de bodem leven, zoals bv. roodgatje/Andrena haemorrhoa, zweefvliegen en overige insecten dragen bij tot bestuiving. Dat is perceel- en jaargebonden. Bodembewonende wilde bijenpopulaties kun je bevorderen door goed beschenen stukjes kale bodem (niet berijden: verdichting) of kale, steile zuidhellingen te voorzien.
12. Korte afstanden voor maximaal resultaat
Vergeet niet dat bij de metselbijen de energieoptimalisering erg belangrijk is. Korte vliegafstanden verhogen steeds het rendement. Bij slecht bloeiweer is dat cruciaal voor de teler. De enige positieve invloed op perelaars is de grotere vruchtmaat door meer zaden.
Goed om weten: Nectar vs. stuifmeel
Nectar doet dienst als brandstof en bevat vnl. suikers. Sucrose, fructose en glucose zijn de belangrijkste. De onderlinge verhouding is fruitsoort gebonden. Daarnaast bevat nectar ook organische zuren, vluchtige oliën, eiwitten, enzymen en alkaloïden. De productie is niet constant. De concentratie wordt beïnvloed door het ras, weer (verdunnend/verdikkend), bemesting en fotosynthese. Bij appel is de variatie van 20 tot 58%, bij peer is dat van 2 tot 37%, bij pruim is dat 10 tot 40% en bij kers is dat 16 tot 60%. Voor de honingbij is de nectar bij appel en kers dus aantrekkelijker dan pruim en peer.
Stuifmeel of pollen (bouwstoffen) bestaan uit eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen en vitaminen. Kers en peer leveren stuifmeel vanaf 5 graden, bij appel pas vanaf 10 graden. Bij appel en kers is het beschikbaar van 8 tot 17u. De appel piekt van 12 tot 16u en de kers van 12 tot 16u. Bij peer is het beschikbaar van 7 tot 18u. De natte helmhokjes en bij lage temperaturen onder de 5 graden (appel en peer) gaan ze niet open. Hoge temperaturen en lage luchtvochtigheid bevorderen het opengaan van helmhokjes. De hoeveelheid is fruitsoort en rasgebonden. Op winderige dagen is er meer windbestuiving, maar die is beperkt in afstand. Vermoedelijk vliegt perenstuifmeel verder dan appelstuifmeel.
Dit artikel werd geschreven m.b.v. Henri Moors – Bijzondere bij.