Ongewenste sluipwespen in je frambozenteelt
- Ammar Alhmedi
-
pcfruit vzw
Wie frambozen teelt, krijgt vaak te maken met hoge aantasting en schade van de grote frambozenluis (Amphorophora idaei). Doordat die bladluis zeer snel reproduceert, is er een massale productie van honingdauw die de groei van roetdauw veroorzaakt. Dat verzwakt de planten en vermindert de productiekwaliteit. Bovendien is de bladluis de voornaamste vector van virussen die de frambozenteelt aantasten.
----------------------------------
Deze inhoud is enkel voor abonnees.
Je kan dit artikel lezen door hier in te loggen.
Heb je nog geen account en wil je je graag abonneren op Fruit? Ontdek hier de mogelijkheden.
Virussen maken hun waardplanten soms meer aantrekkelijk en geschikter voor de insecten die ze overbrengen. Doordat de erkenningen van veel insecticiden verdwijnen of worden beperkt, vertrouwen telers meer en meer op gezonde beheersinstrumenten, met name biologische bestrijding.
Gaasvliegen, roofmuggen en sluipwespen zijn in de handel het meest te verkrijgen om bladluispopulaties te onderdrukken. De solitaire parasitoïde (Aphidius ervi) is een veel gebruikte soort voor de biologische bestrijding van frambozenbladluizen. Biologische bestrijdingsprogramma’s met die parasitoïde zijn echter niet altijd succesvol vanwege vele factoren, zoals het ontsnappen van de bladluis aan de parasitoïdebestrijding en/of de toename van schadelijke hyperparasitoïden (secundaire parasitoïden). Hyperparasitoïden zijn gewoon plaaginsecten; het zijn natuurlijke vijanden van sluipwespen die gebruikt worden voor de bestrijding van plaaginsecten zoals bladluizen. Meer daarover las je in het artikel ‘Eén van de grootste uitdagingen voor biobestrijding’ in Fruit 23/24 van 2022.
Wat wil pcfruit bereiken?
In de praktijk lopen frambozentelers aan tegen de hyperparasitoïde die hun natuurlijke bestrijding van plagen in frambozenserres en -tunnels belemmert. pcfruit deed daarom in 2022 op verschillende locaties in Limburg onderzoek naar de hyperparasitoïde zodat frambozentelers hun biologische bestrijdingsmethodes waar nodig kunnen aanpassen.
De belangrijkste resultaten
In serres zagen we de eerste kolonisatie van frambozenbladluizen al in de eerste week van maart. In de tunnel/regenkapsystemen was dat pas midden april. De hyperparasitoïden waren al vroeg in het seizoen, vanaf half maart, actief op geparasiteerde bladluizen. Hun populatie bereikte begin mei een hoogtepunt.
Gedurende het hele groeiseizoen van frambozenplanten, van februari tot september, konden we hyperparasitoïden uit de mummies van sluipwesp (A. ervi) waarnemen. Volwassen exemplaren van vijf hyperparasitoïde geslachten (Alloxysta, Asaphes, Dendrocerus, Pachyneuron, Phaenoglyphis) (Figuur 1) kwamen uit de mummies van de sluipwesp.
Het overgrote deel van de hyperparasitering was toe te schrijven aan de Dendrocerus (78%), met als belangrijkste soort D. aphidum (99% van dit genus) en vervolgens 10% aan het genus Asaphes. De eerste hyperparasitoïde die we in de frambozenpercelen aantroffen was Asaphes, daarna Dendrocerus en Pachyneuron, vervolgens Alloxysta en tenslotte Phaenoglyphis. Er was een significant verschil tussen de frambozensites in het aantal hyperparasitoïden dat opkwam uit mummies van primaire parasitoïden (Figuur 2). Dat verschil kan te wijten zijn aan de variatie in de landbouwmethoden tussen de telers en de variatie in de omringende vegetatiestructuur tussen de verschillende frambozenlocaties.