Hoe is de minerale samenstelling na de junirui

We volgen jaarlijks meerdere percelen appel en peer op (evolutiepercelen) vanaf kort na de bloei tot aan de oogst voor wat betreft de minerale samenstelling van het blad en de vruchten. Met de bladstalen starten we twee weken na de bloei. We nemen de eerste vruchtstalen net na de junirui. Tijdens de zomermaanden kan de minerale samenstelling van de vruchten nog iets wijzigen, maar de stalen genomen eind juni geven toch al een eerste indicatie.

Laagste N-gehalte in vijf jaar

Dit jaar is er tijdens de maanden maart en april weinig neerslag gevallen. Uit de bladstalen blijkt dat we in 2022 in onze evolutiepercelen Conference het laagste stikstofcijfer hebben van de laatste vijf jaar (Figuur 1). Het gemiddelde stikstofgehalte in het blad op datum van 10 juni 2022 zat net aan de ondergrens van de streefwaarde.

 

 

Begin juli is er een eerste vruchtstaal genomen van de verschillende evolutiepercelen appel en peer. Bij Conference is er een duidelijke tendens dat het stikstof (N)gehalte in de vruchten dit jaar vrij laag is (Tabel 1). Als gevolg van het droge voorjaar is er minder opname geweest van de toegediende stikstof. Dat wordt nog extra versterkt door de afwezigheid van pitten in de vruchten als gevolg van de nachtvorst. Pitten zorgen voor een aanzuigeffect van o.a. stikstof en andere voedingsstoffen naar de vrucht (sink effect).

 

 

In een jaar zoals dit raden we aan om van de percelen die je lang wil bewaren een vruchtstaal te nemen bij de oogst.

Hoger risico op geelverkleuring bij bewaring

Een laag N-gehalte verhoogt de kans op gelige vruchten tijdens en na de bewaring. De cijfers van begin juli zijn wat ze zijn. We zagen dezelfde tendens ook in 2011 en 2020 (Figuur 2). Bij de oogst van 2020 zijn we in de meeste evolutiepercelen nog uitgekomen op een N-gehalte in de vrucht van ± 50 mg / 100 g vers gewicht (Figuur 3). Dat is de minimum streefwaarde voor middellange bewaring indien geplukt binnen het vooropgestelde plukvenster.

N-gehalte bijsturen

Tijdens de zomermaanden kan er niet veel meer gedaan worden om het N-gehalte in de vruchten nog te verhogen. De stikstof die tijdens de zomer wordt toegediend via de bodem komt slechts voor een klein percentage (maximum 5%) in de vruchten terecht. Het grootste deel gaat naar de reserve in het hout en de bloembot. Om een opname van de toegediende meststoffen mogelijk te maken moet het ook voldoende regenen in de dagen nadat de bemesting is uitgevoerd.

 

In juli was dat zeker niet het geval. Via fertigatie kan je wel efficiënter extra bemesten, maar start pas als de groei is afgesloten om hergroei te vermijden. Voeg tot aan de pluk ook best telkens ureum (3 tot 5 kg/ha) (in functie van de temperatuur) toe aan de behandelingen tegen bewaarziekten. Daaraan kan je potasnitraat, monokalifosfaat of kalknitraat toevoegen. Mangaan heeft ook een positief effect op de groene grondkleur, dus tot aan de oogst ook met de mangaanbladvoedingen blijven doorgaan.

Andere mineralen

Het kaligehalte is goed in de stalen van de evolutiepercelen. Ook het calciumgehalte is in het algemeen goed, soms flirtend met de ondergrens van de streefwaarde. Tijdens de rest van het seizoen gaat het calciumgehalte nog dalen in de vruchten, zeker op percelen waar de groei niet tijdig is afgesloten. Op die percelen geef je de voorkeur aan een calcium bladvoeding.

 

Hoe de waarden gedurende de rest van de zomer gaan evolueren, hangt af van de hoeveelheid regen die we nog krijgen (opname van voedingstoffen) en hoe groot de vruchten gaan uitgroeien (verdunning van de aanwezige voedingsstoffen). De vruchtstalen net voor of bij de oogst gaan daarover duidelijkheid geven. In een jaar zoals dit raden we zeker aan om een vruchtstaal te nemen om te zien of ze al dan niet geschikt zijn voor lange bewaring.

Positieve resultaten voor appel

In appel zien we dat het N-gehalte beter scoort dan bij peer (Tabel 1). De aanwezigheid van pitten in de vruchten heeft daar zeker een positief effect gehad. Kali is wisselend, maar toch nog voldoende voor appel. Calciumgehalte is vergelijkbaar met dat van peer. Zeker bij appel kan je de calciumbehandelingen best blijven uitvoeren. In een aantal percelen is er een tendens naar dikkere vruchten. Die zijn gevoeliger voor stip. Voldoende calcium in de vrucht remt het optreden van stip.

Deel dit bericht

Meest recente artikels

Â